Gloudemans Blog - algemeen
15 december 2020

Hoe planschade beter overeenkomt met de feitelijke situatie

Sinds 2008 wil de wetgever af van planschadevergoedingen voor planschade die voortvloeit uit een nog nader uit te werken bestemming. Mijn collega Klaas Verbeek heeft in zijn vorige blog een introductie geschreven over de flexibiliteit van de planschadebeoordeling. Ik neem het stokje over en ga in op wat de komst van het zesde lid in artikel 6.1 van de Wro voor gevolgen heeft gehad op planschade.

Artikel 6.1 van de Wro

Bij Wet van 28 maart 2013 is in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een nieuw zesde lid ingevoegd. In dit lid, dat op 25 april 2013 in werking is getreden, staat:

“Schade als gevolg van een bepaling als bedoeld in artikel 3.3 of artikel 3.6, eerste lid, onder c, of artikel 3.38, derde of vierde lid, wordt eerst vastgesteld op grond van een krachtens die bepalingen genomen besluit.”

Als gevolg van artikel 6.1 lid 6 Wro wordt de mogelijkheid om een bestemmingsplan flexibel in te richten niet tegen gehouden door de mogelijkheid van het ‘veroorzaken’ van planschade. Doordat de schade pas wordt vastgesteld als er daadwerkelijk invulling wordt gegeven aan bijvoorbeeld de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan komt de planschade meer overeen met de feitelijke situatie.

 

Een voorbeeld

De gemeente staat een nieuw bestemmingsplan toe, waarbij het mogelijk is om een woning te realiseren met een maximale bouwhoogte van 8 meter. Waar voorheen onder het oude bestemmingsplan slechts agrarische bouwwerken van 3 meter hoog gebouwd mochten worden. Het nieuwe bestemmingsplan geeft daarnaast de mogelijkheid om door middel van een omgevingsvergunning binnen het plan af te wijken om de maximale bouwhoogte te verhogen met 2 meter.

Indien de tegenover wonende buurman een aanvraag indient voor planschade wordt de nieuwe maximale bouwhoogte van 8 meter als uitgangspunt gehanteerd. Op het moment dat er daadwerkelijk een omgevingsvergunning wordt verleend voor een woning van 10 meter, zal de buurman opnieuw een verzoek om planschade kunnen indienen voor de schade die het gevolg is van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid.

 

Deel 3

Artikel 6.1 lid 6 van de Wro is dus tot stand gekomen mede door de wens van de wetgever om het schadeveroorzakende moment van planschade bij uit te werken bestemmingen te verplaatsen naar het moment waarop die planologische schade zich daadwerkelijk openbaart. Bij het volgende deel van de blog-series zal nader worden ingezoomd op de uit te werken bestemming.

 

(Blog geschreven door Angela Dennissen)

Gloudemans voor het land van morgen