Gloudemans Uitspraak - algemeen
23 maart 2023

Besluit van 6 maart 2023, nr. 2023000457 (onteigeningsplan PHS Meteren-Boxtel)

De onteigening ziet op onroerende zaken gelegen in de gemeente Vught die zijn benodigd voor onder meer de aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken en kanalen, alsmede daarop rustende zakelijke rechten. Daaronder worden mede begrepen werken ter uitvoering van een Tracébesluit als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de Tracéwet.

Noodzaak en urgentie:
De huidige spoorcapaciteit tussen Amsterdam en Eindhoven en in Noord-Brabant is op dit moment onvoldoende om de totale reizigersstroom afdoende af te wikkelen. Door het beperkte aantal sporen kunnen treinen elkaar niet altijd passeren en moeten zij op elkaar wachten. Dat leidt tot een lagere betrouwbaarheid, vertragingen en korte of gemiste aansluitingen. Tevens wordt het goederenvervoer over de as Rotterdam-Betuweroute-Meterenboog-Den Bosch-Eindhoven-Venlo geïntensiveerd. Een deel van het goederenvervoer dat nu via de zogenaamde Brabantroute (via Breda) gaat, wordt omgeleid via Den Bosch.

Tegen die achtergrond is ervoor gekozen om een nieuw vierde spoor aan te leggen tussen
’s-Hertogenbosch en Vught tot aan de aftakking Tilburg. Verder wordt in Vught de bestaande gelijkvloerse overweg bij de Loonsebaan vervangen door een spoortunnel voor fietsers en voetgangers. Vanaf die Loonsebaan worden de twee sporen van en naar Eindhoven aangelegd. Daarnaast komen enkele spoorwegovergangen te vervallen en wordt een nieuwe tunnel voor autoverkeer, fietsverkeer en voetgangers verwezenlijkt.

Zienswijzen:
Binnen de termijn zijn daarover twee zienswijzen naar voren gebracht.

Reclamanten 1:
Hebben hun zwaarwegende belangen bij het behoud van de onroerende zaak toegelicht. Daarbij wijzen zij erop dat het Tracébesluit PHS Meteren-Boxtel 2016 nog niet onherroepelijk is en dat zij van medewerkers van ProRail en de gemeente Vught begrepen hebben dat zij rekening houden met vernietiging van het Tracébesluit en een lastig herstelproces in geval van een bestuurlijke lus. Reclamanten stellen zich daarom op het standpunt dat gezien deze bijzondere omstandigheden, in het onteigeningsbesluit moet worden opgenomen dat dit besluit komt te vervallen indien het Tracébesluit niet onherroepelijk wordt voor 1 januari 2024.

De Kroon overweegt dat voor het starten van de administratieve onteigeningsprocedure op grond van artikel 72a van de Onteigeningswet niet de eis geldt dat het Tracébesluit onherroepelijk moet zijn. Voor de start van de onteigeningsprocedure geldt in het algemeen, dat een aanvang moet zijn genomen met de planologische inpassing van het werk waarvoor onteigening wordt verzocht. Hierbij geldt voor de procedure op grond van de Tracéwet, dat er ten minste sprake moet zijn van een in ontwerp ter inzage gelegd tracébesluit, waarbij belanghebbenden bovendien de mogelijkheid moeten hebben gehad tot het naar voren brengen van zienswijzen van planologische aard in de planologische procedure voorafgaand aan of ten minste gelijktijdig met de mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure. Daaraan is in dit geval voldaan.

Reclamanten 2:
Reclamanten betogen dat de noodzaak voor onteigening ontbreekt, omdat de gesprekken over het tijdelijke gebruik van de onroerende zaak al lange tijd stil liggen en dat verzoeker zich onvoldoende heeft ingespannen om tot minnelijke overeenstemming te komen.

De Kroon overweegt dat met betrekking tot het gevoerde minnelijk overleg in het algemeen artikel 17 van de Onteigeningswet bepaalt dat de onteigenende partij dat wat onteigend moet worden eerst bij minnelijke overeenkomst in eigendom probeert te verkrijgen. Deze bepaling heeft betrekking op de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Het minnelijk overleg in de daaraan voorafgaande administratieve onteigeningsprocedure is echter een van de vereisten waaraan door ons wordt getoetst bij de beoordeling van de noodzaak tot onteigening. Omdat onteigening een uiterst middel is, zijn wij van oordeel dat hiervan pas gebruik mag worden gemaakt als het minnelijk overleg voor het begin van de administratieve onteigeningsprocedure niet of niet in de gewenste vorm tot overeenstemming heeft geleid. Aan deze eis is naar ons oordeel in het kader van onteigeningen op de voet van de titels II en IIa van de Onteigeningswet in beginsel voldaan als voor de datum van het verzoek om onteigening met de onderhandelingen over de minnelijke eigendomsverkrijging tijdig een begin is gemaakt en het op het moment van het verzoek aannemelijk is dat die onderhandelingen tot een redelijk punt zijn voortgezet, maar dat deze voorlopig niet tot vrijwillige eigendomsoverdracht zullen leiden. Daarbij moet het gaan om een concreet en serieus minnelijk overleg. Uitgangspunt daarbij is dat ten tijde van het verzoek al een formeel schriftelijk aanbod is gedaan.

Uit de aan de Kroon overgelegde stukken blijkt dat verzoeker sinds begin 2018 in overleg is met de Woonstichting. De Woonstichting is de eigenaar van de onroerende zaak die door reclamanten gehuurd wordt. Naast het eigendom van deze onroerende zaak zijn nog meerdere betrokken onroerende zaken in eigendom. De Woonstichting heeft aangegeven in goed contact te staan met haar huurders en zelf graag gesprekken met haar huurders te voeren. De onderhandelingen hebben in februari 2022 geleid tot overeenstemming tussen verzoeker en de Woonstichting. Omdat de Woonstichting er echter niet in slaagde met al haar huurders overeenstemming te bereiken over de beëindiging van de huur of een vergoeding voor tijdelijk gebruik, heeft verzoeker bij brief van 16 maart 2022 een aanbieding op onteigeningsbasis uitgebracht. Daarbij komt dat in geval van reclamanten vanaf medio 2020 meerdere gesprekken en
e-mailwisselingen plaatsgevonden hebben tussen de Woonstichting en reclamanten. Bij een aantal van deze gesprekken en e-mailwisselingen is ook verzoeker betrokken.

De Kroon overweegt dat onder deze omstandigheden verzoeker zich voldoende heeft ingespannen om met de Woonstichting tot overeenstemming te komen.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen