Gloudemans Uitspraak - algemeen
6 oktober 2022

Besluit van 25 augustus 2022 nr. 2022001792 (gemeente Dordrecht- Dordtse Kil IV)

De onteigening ziet op onroerende zaken gelegen in de gemeente Dordrecht ten behoeve van de uitvoering van bestemmingsplan “Chw Dordtse Kil IV”.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een nieuw bedrijventerrein van ca 67 hectare. De te onteigenen onroerende zaken maken deel uit van door verzoeker uit te geven bouwkavels, wegen en openbare grond op het bedrijventerrein. Verzoeker zal op de bouwkavels bedrijfsgebouwen doen realiseren.

Verzoeker heeft overleg gevoerd met de eigenaren van de onroerende zaken om de eigendom te verkrijgen. Dit heeft vooralsnog nog niet geleid tot (volledige) overeenstemming. En de werkzaamheden staan gepland om aan te vangen begin 2024 en uiterlijk 1 januari 2025 moeten de gronden bouwrijp zijn.

Er is één zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze ziet op het minnelijk overleg en de noodzaak tot onteigening.

Overwegingen naar aanleiding zienswijzen:

Minnelijk overleg:
De Kroon overweegt dat verzoeker heeft voldaan aan haar verplichtingen tot het voeren van voldoende serieus en minnelijk overleg.

De Kroon overweegt onder meer:
“Uit de aan ons overgelegde stukken en het bovenstaande blijkt dat diverse malen tussen reclamanten en verzoeker overleg is gevoerd en dat verzoeker viermaal een concreet schriftelijk aanbod heeft uitgebracht. Reclamanten hebben niet inhoudelijk gereageerd op deze biedingsbrieven. Reclamanten hebben aangegeven alleen bereid te zijn de toelichting aan te horen, mits verzoeker eerst inzicht geeft in de constructie met het rentmeesterskantoor. Het is mede aan deze opstelling van reclamanten te wijten dat verzoeker het aanbod niet verder heeft kunnen toelichten, zodat dit verzoeker niet kan worden tegengeworpen.”

Prematuur:
Reclamanten stellen dat de onteigening niet overeenkomstig het plan geschiedt en daardoor de urgentie mist. Voor de ontwikkeling is een planperiode van 20 jaar vastgesteld start in 2017 en gereed in 2037. Volgens die planning zouden de gronden van reclamanten pas vanaf 2027 benodigd zijn.
De Kroon overweegt dat er gegronde redenen (goede economische omstandigheden en goede verwachtingen) zijn om te starten met de ontwikkeling van fase 2 en daarmee het overleg te starten om tot verwerving te komen van de gronden van reclamanten. Ook is aan reclamanten geen toezegging gedaan dat verzoeker pas in 2027 zou gaan onteigenen.

Zelfrealisatie:
Reclamanten beroepen zich op zelfrealisatie. De Kroon overweegt:
“Bij een beoogde zelfrealisatie dient de grondeigenaar zijn plannen terzake tijdig en op een duidelijke manier aan de gemeente kenbaar te maken. Tijdig houdt in dat het zelfrealisatieverzoek voor de start van de onteigeningsprocedure, te weten het verzoekbesluit ex artikel 78, 1e lid van de Onteigeningswet, is voorgelegd aan verzoeker, zodat de gemeenteraad dit verzoek kan meewegen in de afweging van de onteigeningsnoodzaak. Daar staat voor de gemeente de plicht tegenover om in ieder geval vóór de terinzagelegging van het ontwerpraadsbesluit tot onteigening voldoende duidelijkheid te verschaffen over de door de gemeente voorgestane wijze van planuitvoering.”

De Kroon overweegt dat reclamanten geen concrete plannen hebben overlegd. Daarnaast wordt pas vier maanden na het nemen van het verzoekbesluit een beroep gedaan op zelfrealisatie. De gemeenteraad heeft zich dan ook geen oordeel kunnen vormen. Het beroep op zelfrealisatie wordt verworpen.
Alle overige beroepen van reclamanten worden verworpen.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen