Gloudemans Uitspraak - algemeen
26 september 2018

ABRS – Waterberging, samenloop Waterwet, gedoogplicht, nmr, taxatie

Gronden in eigendom bij appellanten zijn in 2005 reeds door het waterschap aangewezen als tijdelijke waterberging. In het bestemmingsplan ”Buitengebied 2009” hebben de gronden de dubbelbestemming “tijdelijke waterberging” verkregen. Appellanten stellen schade te ondervinden als gevolg van de dubbelbestemming. Naast het overgangsrecht van de Waterwet, gaat de Afdeling in op de samenloop tussen artikel 6.1 Wro en artikel 7.14 Waterwet.

bekijk uitspraak

Om te voorkomen dat een burger bijvoorbeeld ten behoeve van de aanleg van een bergingsgebied door de waterbeheerder zowel een aanvraag op grond van artikel 6.1 Wro als 7.14 Waterwet moet indienen, wordt de afhandeling van de schade volledig in handen van de waterbeheerder gelegd. Uit de Waterwet volgt dat indien een belanghebbende een schadevergoeding op grond van de Waterwet vraagt of kan vragen, artikel 6.1 Wro niet van toepassing is. Gezien het overgangsrecht is in het voorliggende geval artikel 6.1 Wro wél van toepassing.

 

NMR

Voor de directe planschade zijn appellanten van oordeel dat geen aftrek wegens nmr mag worden toegepast. Verwezen wordt naar gedoogplichten waarbij sprake is van een volledige schadevergoeding. Dit zou ook zo moeten zijn bij het planologisch bestemmen tot tijdelijke waterberging. Een andere conclusie zou volgens appellanten in strijd zijn met artikel 1 van het EVRM. De Afdeling gaat hier niet in mee en overweegt dat gedoogplichten kunnen leiden tot feitelijke aantasting van onroerende zaken en kunnen niet op één lijn worden gesteld met de planologische besluiten die planschade tot gevolg kunnen hebben. Dat het normaal maatschappelijk risico in strijd is met artikel 1 EVRM faalt dan ook. Het nmr voor de directe schade is door de SAOZ vastgesteld op 3% omdat de ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag. Omstandigheden die daarbij zijn betrokken betreft onder meer dat omdat de gronden laag zijn gelegen en nabij een watergang, de planologische aanwijzing van die gronden als tijdelijke waterberging een normaal maatschappelijke ontwikkeling is. Voorts wordt betrokken dat een schadevergoedingsregeling voor wateroverlast in waterbergingsgebieden is vastgesteld.

 

Taxatie

Appellanten stellen dat de waarde voor de planologische wijziging onvoldoende inzichtelijk is gemaakt. De taxateurs hebben de taxatiemethode en de referentieobjecten niet vermeld en de onderhoudstoestand niet beschreven. De Afdeling constateert dat de onroerende zaken zijn opgenomen, informatie is verzameld en referentiepercelen zijn gebruikt. Daarnaast is aangegeven hoeveel m2 de zaken omvatten en welke prijzen zijn gehanteerd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de huiskavel inclusief ondergrond en erf, de bedrijfskavel en cultuurgrond. Ook de opstallen zijn vermeld en afzonderlijk gewaardeerd. Dat de taxateurs de onderhoudstoestand niet hebben vermeld, doet niet af aan het gegeven dat de taxateurs de onroerende zaak in hun staat van onderhoud ter plaatse hebben opgenomen. Dat geen referentieobjecten zijn genoemd, maakt niet dat de rapporten ondeugdelijk zijn. Hiertoe is naar oordeel van de Afdeling van belang dat niet alleen op basis van gevalsvergelijking wordt getaxeerd, maar ook de kennis, ervaring en intuïtie van de deskundige een rol spelen. Appelanten hebben ook niet door het aandragen van referentieobjecten aannemelijk gemaakt dat de taxatie onjuist zou zijn.

Gloudemans voor het land van morgen