Gloudemans Uitspraak - algemeen
29 december 2022

Rechtbank Rotterdam – Vermijdbare (personeels)kosten en na-ijlperiode

Eiser exploiteert een snackbar en is geconfronteerd met wegwerkzaamheden in de nabijheid van de onderneming. Het college heeft € 55.550,00 aan nadeelcompensatie toegekend. Bij deze tegemoetkoming is tevens rekening gehouden met een beparing op de loonkosten. Eiser kan zich niet verenigen met deze besparing.

De SAOZ heeft uit de gehanteerde referentiejaren afgeleid dat de verhouding van de personeelskosten ten opzichte van de bruto-omzet 36,96% bedraagt. Op grond hiervan heeft de SAOZ op de berekende gederfde brutowinst een bedrag van € 108.159,00 aan (fictieve) loonkosten in mindering gebracht.

De rechtbank stelt vast dat eiser ten behoeve van het primaire besluit maar beperkt financiële gegevens heeft aangeleverd. In bezwaar is eiser in de gelegenheid gesteld met financiële stukken zijn bezwaar tegen de loonkostenaftrek nader te onderbouwen.

De rechtbank is van oordeel dat het college in het bestreden besluit terecht de (fictieve) besparingen op personeelskosten in de berekening van het nadeel heeft betrokken. Het bestreden besluit volgt hierin de regels van de verordening en de lijn van de rechtspraak van de Afdeling die inhoudt dat bij een dergelijke schadeberekening ook de (feitelijk) gerealiseerde besparingen dan wel de theoretisch redelijkerwijs te realiseren besparingen op personeelskosten betrokken worden (ECLI:NL:RVS:2005:AU3801 en ECLI:NL:RVS:2014:2825). Dit volgt uit de schadebeperkingsplicht die op een benadeelde rust. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt, zoals in beroep gesteld, dat de loonkosten onverminderd doorliepen en zelfs kostenverhogend waren en dat schadebeperking niet van hem kom worden gevergd.

Voorts heeft de SAOZ rekening gehouden met een na-ijlperiode van vier weken. Ten aanzien van de omzetontwikkeling na de werkzaamheden heeft de SAOZ erop gewezen dat wanneer een begin van herstel gedurende een bepaalde periode niet zichtbaar is en ook na een langere periode niet zichtbaar wordt, het verband tussen de omzetontwikkeling en de uitgevoerde werkzaamheden verwatert. De SAOZ heeft geconstateerd dat de omzet van eiser in de eerste periode en ook na 30 weken nog niet zichtbaar is aangetrokken. De SAOZ heeft geconcludeerd dat het achterblijven van de omzetontwikkeling meer dan vier weken na afronding van de wegwerkzaamheden, dan niet meer is toe te rekenen aan die werkzaamheden. Naar oordeel van de rechtbank is de na-ijlperiode van vier weken daarmee voldoende gemotiveerd.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen