Gloudemans Uitspraak - algemeen
17 november 2022

Besluit van 6 oktober 2022, nr. 2022002175 (Bergen (Limburg) – Energielandgoed Wells Meer)

De onteigening ziet op onroerende zaken, begrepen in het onteigeningsplan “Energielandgoed Wells Meer”.

Noodzaak en urgentie:
De gemeente Bergen heeft de ambitie om in 2030 als eerste gemeente in Limburg energieonafhankelijk te zijn. Om deze doelstelling te kunnen behalen, is een grootschalige opwekking van duurzame energie noodzakelijk. De gemeente heeft daarom besloten het Energielandgoed Wells Meer te realiseren. Het betreft een gebied waar het grootschalig opwekken van energie door middel van zonnepanelen en windturbines mogelijk is. Tevens wordt bij het energielandgoed een bezoekerscentrum met parkeervoorzieningen gerealiseerd waar recreatieve en educatieve voorzieningen zijn toegestaan in relatie met het Energielandgoed.

Zienswijzen:
Door de pachter van de gronden met grondplannummers 1 tot en met 30 is één zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze ziet op de nut en noodzaak en de urgentie.

Reclamante stelt dat geen sprake is van een noodzaak tot onteigening. De te onteigenen percelen zijn reeds in eigendom bij de gemeente Bergen, de enige reden voor het onteigeningsverzoek is naar mening van reclamante dat hij de pachter is van de betrokken percelen. Hiermee wordt naar zijn oordeel niet de juiste procedure gevoerd. Reclamante stelt dat in dergelijke gevallen een pachtontbindingsprocedure de juiste weg zou zijn. Reclamante kan het standpunt van de gemeente dat zij in het geval een pachtontbindingsprocedure wordt gevoerd niet tijdig over de gronden zou kunnen beschikken, niet volgen. Het is volgens reclamante voor de gemeente ook niet noodzakelijk nu al over de volledige 209 hectare die reclamant pacht te beschikken omdat in de eerste fase slechts 1 hectare is benodigd. De rest is pas benodigd in de periode 2025/2026.

Noodzaak
De Kroon overweegt:
“Met betrekking tot de aangevoerde grond inzake de pachtontbindingsprocedure merken wij op dat het verzoeker vrij staat om de procedure te volgen die zij het meest geschikt acht voor het tijdig kunnen realiseren van de bestemmingen. Zowel de onteigeningsprocedure als de pachtontbindingsprocedure zijn voor wat betreft de positie van de pachter met de nodige waarborgen omkleed. Onteigening leidt daarenboven, zo merken wij op tot titelzuivering, hetgeen bij pachtontbinding niet het geval is.”

“Verzoeker en reclamante zijn sinds maart 2020 in onderhandeling inzake de beëindiging van de pacht. Op 8 april 2020 wordt afgesproken dat zowel reclamante als verzoeker een onderbouwing van de schadeloosstelling zullen aanleveren. Op 22 april 2020 vraagt verzoeker aan reclamante haar onderbouwing, die toezegt deze binnen 2 à 3 weken te leveren. Verzoeker rappelleert op 22 april, 23 juli, 22 september en 18 december 2020. In een brief van 13 januari 2021 reageert de adviseur van reclamante op het rappel van verzoeker en stelt onder meer dat hij met reclamante zal overleggen of deze het minnelijk overleg wil vervolgen dan wel eerst de ontwikkelingen met betrekking tot het bestemmingsplan wenst af te wachten. Op 17 februari 2021 vindt een overleg plaats waarbij reclamante een toelichting geeft op haar bedrijfsvoering en aangeeft voorkeur te hebben voor reconstructie. Op 30 maart 2021 doet verzoeker een formele bieding waarin zowel een bieding in geld als op basis van reconstructie gedaan wordt. Op 19 mei 2021 wordt de bieding door reclamante afgewezen.”

De Kroon is van mening dat er in het licht van de bovengenoemde omstandigheden voldoende pogingen zijn ondernomen om de benodigde onroerende zaken tijdig en vrij van lasten en rechten ter beschikking te krijgen.

Urgentie
Reclamante stelt dat niet is gebleken dat de aansluiting op het hoogspanningsnet tijdig gereed zal zijn. Verzoeker wenst de realisering van het project te laten verrichten door een door haar opgerichte besloten vennootschap. Reclamante vraagt zich af of dat zonder mededinging in het kader van het Didam-arrest door de gemeente mag worden overgegaan tot een exclusieve uitgifte aan de door haar opgerichte bv. Bovendien is het volstrekt onduidelijk of de subsidiemogelijkheden die verzoeker schetst ook in de toekomst aanwezig zijn, zodat aanleg/realisatie van het project ongewis is.

De Kroon overweegt dat ten aanzien van de tijdige aansluiting op het hoogspanningsnet door verzoeker tijdens de hoorzitting de nodige toelichting is gegeven en onder meer is verwezen naar een intentieovereenkomst gesloten inzake het realiseren van het voorgenomen plan met TenneT en Enexis (die beide al de investeringsbeslissingen hebben genomen).

Wat betreft het Didam-arrest overweegt de Kroon: “over het aspect mededinging mede in relatie tot het Didam-arrest overwegen wij dat dit in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet aan ons ter beoordeling staat.”

Ook de financiële uitvoerbaarheid (argument betreffende de SDE++ subsidie) van het bestemmingsplan staat de Kroon in de onteigeningsprocedure niet ter beoordeling.

De Kroon wijst de benodigde gronden aan ter onteigening.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen