Gloudemans Uitspraak - algemeen
25 augustus 2022

Besluit van 23 juni 2022, nr. 2022001365 (Provincie Noord-Holland)

De onteigening ziet op onroerende zaken gelegen in de gemeente Gooise Meren en wordt verzocht ten behoeve van de uitvoering van het inpassingsplan “Schil Naardermeer”.

Aan de onroerende zaken is de enkelbestemming “Natuur” en de dubbelbestemming “Waarde – Archeologie 2” toegekend.

Noodzaak en urgentie:
Het natuurgebied Naardermeer is aangewezen als Natura 2000-gebied en is begrensd als Natuurnetwerk Nederland (NNN). Rondom het Naardermeer ligt de zogenaamde Schil Naardermeer die eveneens begrensd is als Natura 2000 en als NNN. Het gebied is van groot belang als hydrologische en ecologische buffer rondom het Naardermeer. Doel is een hoger waterpeil en het terugdringen van de negatieve invloed van bedrijfsmatige agrarische activiteiten. Het inpassingsplan voorzien in het flexibel verhogen van het waterpeil op de betreffende gronden en deze in te richten als veenmoeras en vochtig hooiland.

Verzoeker heeft overleg gevoerd met de eigenaren om de onroerende zaken minnelijk in eigendom te verkrijgen. Vooralsnog heeft dit niet tot (volledige) overeenstemming geleid. De werkzaamheden staan gepland op 1 augustus 2024 met de werkzaamheden zal worden gestart, die eind 2024 worden afgerond. De Kroon overweegt dat voldoende aannemelijk is dat de termijn van ten hoogste vijf jaar na datum van het aanwijzingsbesluit wordt gehaald.

Zienswijzen:
Binnen de termijn dat het ontwerp Koninklijk Besluit ter inzage heeft gelegen, is één zienswijze naar voren gebracht. Buiten de termijn is tevens één zienswijze naar voren gebracht.

Overwegingen naar aanleiding zienswijzen:

Zienswijze 1 (tijdig ingediend):
Reclamanten stellen dat het vaststellen van het onteigeningsplan prematuur is, omdat het minnelijk overleg voor de aankoop nog loopt. Bovendien is het PIP nog niet onherroepelijk en hebben reclamanten daartegen beroep ingesteld. Zij achten het onjuist als nu al het KB wordt vastgesteld, zelfs als daarin voorwaarden worden gesteld die zien op het tijdstip waarop een dagvaarding ingevolge artikel 18 van de Onteigeningswet kan worden uitgebracht.

De Kroon overweegt onder meer:
“in het bijzonder merken wij op dat uit de overgelegde stukken en de verstrekte informatie blijkt dat verzoeker heeft getracht enerzijds om de onroerende zaak die nodig is voor de uitvoering van het Inpassingsplan minnelijk te verwerven. Verzoeker heeft gesprekken gevoerd met reclamanten over de verwerving van de bij hen in eigendom zijnde percelen en op 7 januari 2021 en 17 juni 2021 biedingsbrieven aan reclamanten verzonden. Anderzijds heeft verzoeker in het kader van het minnelijk overleg met reclamanten gesproken over een mogelijke grondruil en de medewerking van verzoeker aan de herbestemming van een opstal buiten het plangebied. Uit de stukken blijkt dat verzoeker positief tegenover de herbestemming staat en daarover met onder meer de gemeente in gesprek is.”

De Kroon is van mening dat voldoende pogingen zijn ondernomen om de benodigde onroerende zaak minnelijk te verwerven, op het moment van de start van de procedure stond voldoende vast dan nog niet met reclamanten overeenstemming kon worden bereikt en dat de urgentie van de uitvoering van het werk geen vertraging toe laat. De aanwijzing ter onteigening blijft noodzakelijk. De provincie mocht overgaan tot de start van de administratieve onteigeningsprocedure.

“voor het starten van een administratieve onteigeningsprocedure krachtens art. 78 van de onteigeningswet is niet vereist. Dat het bedoelde plan onherroepelijk is. Zoals hiervoor onder “planologische grondslag “ is vermeld, is in dit geval het inpassingsplan volgens de provinciale coördinatieregeling vastgesteld en is artikel 3.36b van de Wro van toepassing. De dagvaarding in de gerechtelijke procedure kan dan al geschieden zonder dat het inpassingsplan onherroepelijk is. De rechtbank doet in die procedure echter niet eerder uitspraak over de onteigening dan nadat het betreffende onderdeel van het inpassingsplan onherroepelijk is.”

De Kroon ziet geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Zienswijze 2 (buiten de termijn):
Reclamant stelt dat hij bezwaar maakt tegen de onteigening omdat de aangeboden ruilgronden enkel nadelig effecten voor hem hebben, er geen termijn gesteld is voor het indienen van een zienswijze, het in de openbare kennisgeving vermeldde e-mailadres onjuist is en dat hij het niet eens is met het feit dat tijdens de onderhandelingen die lopen zijn de onteigeningsprocedure wordt opgestart omdat hij zich daardoor onder druk gezet voelt.

Reclamant heeft eerst op 1 februari 2022 per e-mailbericht een zienswijze ingediend, die later door hem is aangevuld. De ter inzage legging liep van 16 december tot 2021 tot 26 januari 2022. De zienswijze is te laat ingediend en reclamant heeft op de hoorzitting geen nieuwe inzichten of rechtvaardigingen verschaft waaruit moet blijken dat de te laat ingediende zienswijze alsnog in behandeling moest worden genomen. De zienswijze wordt door de Kroon buiten beschouwing gelaten.

De Kroon wijst de voor de uitvoering van het inpassingsplan Schil Naardermeer benodigde onroerende zaken aan ter onteigening.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen