Gloudemans Uitspraak - algemeen
3 november 2022

Besluit van 14 september 2022, nr. 20221925 (Hoeksche Waard – Parallelweg N217)

De onteigening ziet op meerdere onroerende zaken gelegen in de gemeente Hoeksche Waard, begrepen in het onteigeningsplan “Parallelweg N217”. De onteigening is ten behoeve van de realisatie van een parallelweg en een nieuw fietspad ten noorden van de hoofdrijbaan N217. Door de aanleg van de parallelweg neemt de druk op de hoofdrijbaan N217 af en wordt gezorgd voor een betere doorstroming van het verkeer. De parallelweg is in beginsel bedoeld voor landbouwverkeer, bestemmingsverkeer en deze kan als calamiteitenroute worden gebruikt.

Er is één zienswijze naar voren gebracht.

Verkeersveiligheid (planologisch aspect)
Reclamanten hebben in hun zienswijze tegen het ontwerp-bestemmingsplan aandacht gevraagd voor de verkeersveiligheid onder meer voor de situatie bij de Eerste Kruisweg. Reclamanten wijzen erop dat het door de aanpassing bij de aansluiting van de Middelste Kruisweg/Tweede Kruisweg op de N217 niet meer mogelijk is om vanaf de noordzijde van de kruising de provinciale weg op te rijden. De Middelste Kruisweg/Tweede Kruisweg is juist sterk verbeterd en deze weg heeft een belangrijke functie gekregen als ontsluitingsweg. Doordat het niet meer mogelijk is snel op de N217 te komen, moeten onder andere vrachtwagens en groot landbouwmaterieel meer gebruikmaken van de parallelweg. De weg moet breed genoeg zijn.

De Kroon overweegt dat voor zover het betoog planologisch van aard is, dat in het algemeen planologische aspecten in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet zelfstandig kunnen worden beoordeeld. Deze konden namelijk in de procedure op grond van de Wro aan de orde gesteld worden. Reclamanten hebben van deze mogelijkheid gebruikgemaakt en hebben gewezen op de verkeersveiligheid. De gemeente heeft geconcludeerd dat de zienswijze geen aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Minnelijk overleg en oplossingen anderszins
Reclamanten maken kenbaar dat zij na de realisatie van de parallelweg drie wegen moeten oversteken als zij met landbouwmachines naar hun percelen ten noorden van de N217 gaan. Hierdoor wordt de oversteek bemoeilijkt. Hierover is uitgebreid en intensief overleg gevoerd. Hierdoor is de oversteek aangepast. Reclamanten kunnen pas na de aanleg beoordelen of dit in de praktijk voldoende is. Daarom hebben reclamanten nog zorgen over onder meer de maatvoering van de bochten, de wegmarkering en bebording op de parallelweg ter hoogte van de oversteek en over wie extra waarschuwingen aanbrengt tijdens het oogstseizoen. Reclamanten stellen zich op het standpunt dat zij daarom vooruitlopend op de aanleg en het gebruik in de praktijk niet kunnen instemmen met het aangepaste plan van de gemeente.

De Kroon overweegt onder meer dat de Onteigeningswet de onteigenende partij niet tot schadeloosstelling in de vorm van andere oplossingen dan geld verlicht. Uitgangspunt is dat de Onteigeningswet de belanghebbenden een volledige schadeloosstelling in geld waarborgt. De mogelijkheden tot schadeloosstelling in andere vorm dan in geld zullen langs minnelijke weg veelal in samenwerking met andere overheden, of met particuliere eigenaren van gronden onderzocht moeten worden. Desondanks kunnen vragen om andere oplossingen aan de orde komen in het kader van de toetsing van het gevoerde minnelijk overleg over de verwerving van de benodigde gronden. Indien een belanghebbende in het minnelijk overleg immers duidelijk maakt de voorkeur te geven aan een andere oplossing, moet verzoeker nagaan of hieraan tegemoet gekomen kan worden. Omdat onteigening een uiterste middel is, is de noodzaak tot onteigening immers ook afhankelijk van de wijze waarop dat minnelijk overleg is en zal verlopen. Hierbij geldt dat de verzoeker gehouden is aan zijn eigen, op de urgentie van de aanleg van het werk, toegesneden planning.

De Kroon is gebleken dat verzoeker enerzijds biedingen op onteigeningsbasis heeft uitgebracht waarover partijen geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Anderzijds hebben partijen gedurende het gevoerde overleg uitgebreid gesproken over de zorgen die reclamanten hebben. Verzoeker heeft naar aanleiding van de gesprekken het ontwerp aangepast door een wachtplaats voor de landbouwmachines te creëren. Aan de andere door reclamanten gevraagde oplossingen kan door verzoeker niet tegemoet gekomen worden. Wel heeft verzoeker tijdens de hoorzitting kenbaar gemaakt bereid te zijn om met de provincie vast te stellen welke alternatieve waarschuwingen er ter plaatse wel mogelijk zijn. Reclamanten kunnen de oplossingen niet overzien en omdat zij nog een aantal oplossingen wensen die verzoeker niet kan honoreren, is er nog geen overeenstemming bereikt.
De Kroon overweegt dat het overleg tussen partijen voorafgaand aan het verzoekbesluit serieus is geweest en dat voldoende pogingen zijn ondernomen om met reclamanten tot overeenstemming te komen.

Hoogte schadeloosstelling
Reclamanten zijn van mening dat de geboden schadeloosstelling te laag is.

De Kroon overweegt dat het betoog ziet op de hoogte van de schadeloosstelling. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling staan ons in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure niet ter beoordeling, maar komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. In het kader van de administratieve onteigeningsprocedure wordt evenmin getreden in de vraag of alle schadecomponenten in de schadeloosstelling zijn opgenomen. Ook dit aspect komt bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming in de gerechtelijke onteigeningsprocedure aan de orde.

Tot slot overweegt de Kroon:
“Uit de bij het verzoek overgelegde stukken blijkt, dat de in het onteigeningsplan begrepen onroerende zaken bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet kunnen worden gemist. Ons is niet gebleken van feiten en omstandigheden die overigens de toewijzing van het verzoek in de weg staan. Het moet in het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling worden geacht dat de gemeente Hoeksche Waard de vrije eigendom van de door ons ter onteigening aan te wijzen onroerende zaken verkrijgt.”

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen