Gloudemans Uitspraak - algemeen
6 november 2019

ABRS / Windturbines

Verschillende eigenaren stellen schade te hebben ondervonden als gevolg van de windturbines. In deze zaken had het college in afwijking van het advies van de SAOZ de aanvragen afgewezen. Daarbij heeft het college betrokken de in de bouwverordening opgenomen ontheffingsbepalingen en is door het college het normaal maatschappelijk risico vastgesteld op 5%.

bekijk uitspraak

Voor wat betreft de in een bouwverordening opgenomen ontheffingsbepaling verwijst de Afdeling naar eerdere rechtspraak en overweegt dat een dergelijke bepaling weliswaar geen oorzaak van planschade is, maar dat een ander oordeel tot de ongewenste situatie zou kunnen leiden dat door de aanvullende werking van een bouwverordening waarin een ontheffingsmogelijkheid is opgenomen een nieuw planologisch regime nimmer tot een planologische verslechtering leidt. De ontheffingsmogelijkheid had derhalve niet bij de planologische vergelijking mogen worden betrokken.

Voor wat betreft het normaal maatschappelijk risico overweegt de Afdeling dat de bepaling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico in de eerste plaats aan het bestuursorgaan is. Dit betekent dat het college zonder het inwinnen van nader deskundig advies op grond van dezelfde feiten en omstandigheden een normaal maatschappelijk risico heeft kunnen vaststellen dat afwijkt van het advies van de SAOZ.
Voor wat betreft de omvang van het normaal maatschappelijk risico is de Afdeling van oordeel dat voor zowel het standpunt van de aanvragers als voor dat van het college met betrekking tot de vraag of de realisatie van de windturbines in de lijn der verwachtingen lag goede argumenten zijn aangevoerd. De Afdeling voorziet zelf in de zaak en stelt het normaal maatschappelijk risico vast op 3,5% (middeling tussen 2 en 5%).

Gloudemans voor het land van morgen