19 oktober 2022
ABRS – Voorzienbaarheid
Appellant heeft schade geleden als gevolg van de vaststelling van een Tracébesluit (N18). Ter discussie staat of die schade voorzienbaar is.
De Afdeling stelt vast dat in een Startnotitie een concreet beleidsvoornemen is geuit voor de verwezenlijking van de N18. Naar oordeel van de Afdeling dient dan niet alleen rekening te worden gehouden met een nieuwe weg maar tevens met bijkomende infrastructurele maatregelen of voorzieningen, bijvoorbeeld aan het kruispunt of de toe- en afritten, ook wanneer die maatregelen deels buiten het zoekgebied vallen.
Naar oordeel van appellant is de schade niet voorzienbaar omdat in de Startnotitie geen melding is gemaakt van extra opstelstroken, de boog in het klaverblad en de aanpassing van een viaduct. De Afdeling stelt echter vast dat deze voorzieningen niet in strijd zijn met de Startnotitie. Het gaat hierbij niet om een uitbreiding van het beleidsvoornemen, maar om een uitwerking die binnen het bereik van het beleidsvoornemen valt. Dat het mogelijk was om voor de aansluiting van de N18 op de A35 gebruik te maken van de bestaande infrastructuur, is hierbij niet relevant. Bij het beoordelen van de voorzienbaarheid mag de minister immers uitgaan van de voor de benadeelde meest ongunstige uitwerking van het beleidsvoornemen.
Voorts is door appellant aangevoerd dat ten tijde van de aankoop van zijn woning de overheid onvoldoende financiële middelen beschikbaar had gesteld voor de betreffende aanpassing. Naar oordeel van de Afdeling wil dit niet zeggen dat de schade als gevolg van deze aanpassingen niet voorzienbaar was. Volgens de rechtspraak van de Afdeling wordt van een redelijk denkend en handelend koper immers verwacht dat hij rekening houdt met het meest ongunstige scenario en dus ook met de mogelijkheid dat de financiële middelen voor het realiseren van dat scenario alsnog beschikbaar komen.