Gloudemans Uitspraak - algemeen
16 oktober 2019

ABRS / volgen advies

Het gaat hier om een verzoek om nadeelcompensatie vanwege gestelde waardevermindering van de woning door Tracébesluit A4 Dinteloord-Bergen op Zoom.

bekijk uitspraak

De vraag doet zich voor of de omstandigheden in het geval van appellant aanleiding gaven tot een nadere motivering. Appellant heeft er vanaf de aanvraag op gewezen dat de woz-waarde met als peildatum 1 januari 2014 is gesteld op € 352.000,00 en daarmee fors naar beneden is bijgesteld vergeleken met de jaren daarvoor, toen die waarde ongeveer € 500.000,00 was. De commissie heeft zich er in het advies onder 7.4 en 8.2.1 rekenschap van gegeven dat een woz-taxatie weliswaar een andere methode behelst dan een planschadetaxatie, maar dat bij een aanzienlijk verschil tussen de getaxeerde waarde in het kader van de planschade en de woz-waarde dit verschil nader gemotiveerd dient te worden. De commissie heeft van belang geacht dat de waardepeildatum van de naar beneden bijgestelde woz-waarde en de waardepeildatum voor de planschadetaxatie te ver uit elkaar liggen om ze met elkaar te kunnen vergelijken. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant heeft de minister de commissie om een reactie gevraagd. Bij brief van 20 december 2017 heeft de commissie uitgelegd dat betoogd zou kunnen worden dat de verlaging van de woz-waarde een concreet aanknopingspunt betreft om te twijfelen aan de juistheid van de taxatie van Van der Vleuten. De commissie heeft er in de brief evenwel op gewezen dat de woz-verlaging heeft plaatsgevonden per 1 januari 2014, bijna drie jaar na de peildatum. De commissie heeft er voorts op gewezen dat in een e-mailbericht door de gemeentelijke woz-taxateur is aangegeven dat de waardedaling grotendeels het gevolg is van een correctie van 50% op de grondwaarde, waarbij het handelde om een “persoonlijke aanname die nog niet vanuit de markt bevestigd is”. De commissie heeft in haar brief uiteengezet dat onduidelijk is op welke wijze de persoonlijke aanname van de woz-taxateur zich verhoudt tot de modelmatige waardebepaling en welk gedeelte van de waardevermindering het gevolg is van de aanleg van de A4 en van de andere factoren. De Afdeling acht de nadere motivering onvoldoende.

De ontwikkeling van de woz-waarde na 1 januari 2014 bevestigt aldus de juistheid van de eerdere aanname van de woz-taxateur dat de ingebruikname van de A4 in 2014 heeft geleid tot een aanzienlijke waardedaling van het object, met een bedrag in een orde van grootte van € 150.000,00. De Afdeling is van oordeel dat daarmee aannemelijk is dat er vanaf de ingebruikname van de A4 in 2014 een substantiële en structurele verlaging van de woz-waarde heeft plaatsgevonden. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de verlaging van de woz-waarde in dit geval een concreet aanknopingspunt oplevert voor twijfel aan de juistheid van de planschadetaxatie en het advies van de commissie.

Gloudemans voor het land van morgen