26 augustus 2020
ABRS / normaal maatschappelijk risico
De woning van appellante ligt in de nabijheid van de nieuwe tunnel in de A9 Gaasperdammerweg. Appellante heeft verzocht om nadeelcompensatie voor schade bestaande uit aantasting van haar woongenot ten gevolge van de werkzaamheden voor de realisering van de tunnel A9 Gaasperdammerweg. Zij heeft veel geluidoverlast ondervonden van het heien van heipalen en het intrillen van damwanden en door de werkzaamheden ontstonden scheuren in de muren van haar huis en grondverzakkingen in haar tuin.
Bij tussenuitspraak heeft de Afdeling de minister opgedragen om het besluit te herstellen. Ook het advies dat aan het nieuwe besluit ten grondslag ligt en het nieuwe besluit kan de recherlijke toets niet doorstaan. Anders dan Te Rijdt in het advies heeft vermeld, volgt uit de tussenuitspraak van de Afdeling niet dat de schade die appellante in het eerste jaar van de werkzaamheden heeft geleden op grond van het normaal maatschappelijk risico voor haar rekening moet blijven. In deze uitspraak heeft de Afdeling het volgende overwogen:
“De hier aan de orde zijnde schade bestaat uit een tijdelijke vermindering van woongenot, door overlast, zij het beperkt, van stof en geluidhinder en enige aantasting van het uitzicht vanuit de woning. In aanmerking genomen de aard van de schade, de geringe ernst en de beperkte duur daarvan, wordt geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet de gehele schade voor vergoeding in aanmerking komt en dat een deel van de schade redelijkerwijs ten laste van verzoekers behoort te blijven.” In de zaak die in die uitspraak aan de orde was, ging het dus over beperkte hinder en enige aantasting van het woongenot. In de huidige zaak is niet in geschil dat appellante gedurende ongeveer 18 maanden ernstige hinder van de werkzaamheden aan de tunnel in de A9 Gaasperdammerweg heeft ondervonden, waardoor haar woongenot ernstig werd aangetast. De conclusie is dat de minister met het advies van Te Rijdt het gehanteerde normaal maatschappelijk risico niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
De Afeling voorziet zelf in de zaak en overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat appellante gedurende ongeveer 18 maanden zeer ernstige hinder heeft ondervonden van de werkzaamheden aan de tunnel in de A9 Gaasperdammerweg. Gelet op de aard en de ernst van de schade acht de Afdeling het redelijk dat de ondervonden overlast van de werkzaamheden voor de duur van een half jaar voor rekening van appellante blijft. Volgens het advies van Te Rijdt moet worden uitgegaan van 15 maanden netto schade. Hiervan uitgaande en van het normaal maatschappelijk risico van een half jaar, resteert een schade ten gevolge van negen maanden ondervonden overlast. Zoals de Afdeling hiervoor onder 9 heeft overwogen, is het redelijk dat 50% van de schade op grond van voorzienbaarheid voor rekening van appellante blijft.