Gloudemans Uitspraak - algemeen
26 april 2022

ABRS – nadeelcompensatie bij een zuiver schadebesluit

Appellant is eigenaar van een perceel met bedrijfsbebouwing op een locatie in Utrecht. Bij besluit van 18 december 2013 heeft het college op vier aangrenzende percelen een aantal gevallen van ernstige verontreiniging vastgesteld, waarbij geen spoedige sanering noodzakelijk is. Appellant stelt schade te leiden en dient een verzoek tot schadevergoeding in. Aan het verzoek legt hij ten grondslag dat de gemeente eigenaar van de andere percelen is, dat de gemeente niet bereid is tot sanering over te gaan en dat uit een taxatierapport blijkt dat dit een negatieve invloed op de waarde van de onroerende zaak heeft.

Bekijk uitspraak

Het college stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van nadeelcompensatie, omdat er bij het nemen van het besluit van 18 december 2013 geen ruimte was voor het maken van een belangenafweging, maar louter aan de hand van de aspecten van bodemverontreiniging is besloten en niet op grond van een afweging, waarbij het individuele belang is meegewogen. Verwezen wordt daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BN6163).

De Afdeling volgt het college niet en overweegt:

“De uitspraak van 8 september 2010 heeft betrekking op een zogenoemd onzuiver (of onzelfstandig) schadebesluit. Dit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan over de vergoeding van schade, voortvloeien uit een besluit, die is genomen in het kader van de belangenafweging die aan dit besluit ten grondslag ligt.

Appellant heeft het verzoek om schadevergoeding ingediend nadat het college het besluit van 18 december 2013 had genomen. De beslissing op dit verzoek is een zogenoemd zuiver (of zelfstandig) schadebesluit. De grondslag van dit verzoek is het algemene beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten (égalité devant les charges publiques). Dit beginsel is ook van toepassing wanneer de schade beweerdelijk is veroorzaakt door de uitoefening van een bevoegdheid waarbij, zoals in dit geval, het bestuursorgaan voor het nemen van de beschikking een beoordeling moet geven van de ernst en de spoedeisendheid van de verontreiniging, maar waarbij het belang van de appellant op zichzelf op basis van de toepasselijke regelgeving geen rol speelt bij die beoordeling.

Het college heeft dit niet onderkend. Het college heeft ten onrechte niet onderzocht of er aanleiding bestaan om appellant schadevergoeding toe te kennen op grond van het algemene beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten. Het zal moeten vaststellen of er een causaal verband is tussen de gestelde schade en het beweerdelijk schadeveroorzakende besluit en vervolgens of appellant door dit besluit een speciale en abnormale last te dragen heeft en of ook overigens aan de vereisten voor het toekennen van schadevergoeding op grond van dit beginsel is voldaan.”

Gloudemans voor het land van morgen