Gloudemans Uitspraak - algemeen
29 november 2023

ABRS – Maximale invulling planologisch regime

Appellant is eigenaar van een woning en heeft een verzoek om tegemoetkoming in de planschade ingediend. Volgens appellant is er sprake van een waardevermindering en een aantasting van het woongenot als gevolg van de bouw van een wijk direct achter de woning.

Verhoging peil
Appellant betoogt dat er sprake is van een onjuiste invulling van de bouwmogelijkheden van het plangebied onder het oude planologische regime. Gelet op de planregels zou het niet mogelijk zijn om daar een garagegebouw met een goothoogte van 4 meter boven een peil van 3,42 boven NAP te bouwen met een puntdak dat niet in hoogte is begrensd.

De Afdeling overweegt dat uit de planregels blijkt dat de maximale goothoogte 4 meter bedraagt en dat er geen maximale bouwhoogte is opgenomen. Het peil is voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst, de hoogte van een weg, plein of andere openbare ruimte ter plaatse van de hoofdtoegang. Het peil is in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. De Afdeling geeft aan dat het, gelet op de maximale invulling, niet in strijd met het oude bestemmingsplan zou zijn geweest om het peil op te hogen. Het betoog van appellant slaagt dus niet.

Aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid
Appellant betoogt dat de realisering van de maximale mogelijkheden van het oude bestemmingsplan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten. Volgens appellant is in de toelichting van het oude bestemmingsplan opgenomen dat wijziging van het gebruik en uitbreiding van de bebouwing slechts beperkt waren toegestaan. Tevens merkt appellant op dat een gebouw met een goothoogte van 3 meter met daarbovenop een dak van 9 meter met drie verdiepingen met woningen geen garagebedrijf als bedoeld in de planregels is. Een welstandscommissie zal dat niet positief beoordelen.

De Afdeling overweegt dat voor zover uit de toelichting bij het oude bestemmingsplan is af te leiden dat nieuwbouw niet wenselijk is, dat niets af doet aan de in het oude planologische regime opgenomen mogelijkheden voor nieuwbouw. Tevens acht de Afdeling het niet aannemelijk dat een gebouw met een goothoogte van 4 meter met een zeer forse kap onder het oude planologische regime wegens strijd met de redelijke eisen van welstand met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten. Daarbij is tevens van belang dat de welstandstoets zich in beginsel moet richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Het welstandsoordeel mag niet leiden tot een belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het plan biedt.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen