Gloudemans Uitspraak - algemeen
12 juli 2023

ABRS – compensatie in natura-reformatio in peius

Appellant heeft een aanvraag om tegemoetkoming in de planschade ingediend vanwege de beperking van de gebruiksmogelijkheden als gevolg van een nieuw bestemmingsplan. Het college heeft in het besluit van
5 februari 2019 aangegeven dat de geleden directe planschade in natura zal worden gecompenseerd door wijziging van het nieuwe bestemmingsplan. Later heeft het college bij besluit van 18 mei 2021 de aanvraag om tegemoetkoming in de planschade niet-ontvankelijk verklaard.

Appellant stelt zich op het standpunt dat het college met het besluit van 18 mei 2021 in strijd met het verbod op reformatio in peius heeft gehandeld. De Afdeling overweegt dat het college in het besluit van
5 februari 2019 op ondubbelzinnige wijze heeft bepaald dat aan appellant een tegemoetkoming van
€ 5.050,00 moet worden betaald als compensatie in natura niet mogelijk is. Er is geen voorbehoud gemaakt. Het college had dan ook niet de mogelijkheid om de tegemoetkoming op een lager bedrag of op nihil vast te stellen.

Ten aanzien van de compensatie in natura heeft de Afdeling overwogen dat het college de compensatie in natura onder meer afhankelijk heeft gesteld van de toekomstige, onzekere gebeurtenis dat het herstelplan wordt vastgesteld en in werking zal treden. In het besluit was namelijk vermeld dat het voorontwerp van het herstelplan ter inzage heeft gelegen, dat het ontwerp in het vierde kwartaal van 2019 ter inzage wordt gelegd, dat het herstelplan uiterlijk juni 2020 aan de gemeenteraad ter vaststelling wordt voorgelegd en dat het vervolgens spoedig wordt gepubliceerd en in werking zal treden. Het college heeft de onzekerheid over de duur en uitkomst niet ondervangen door in het besluit op te nemen dat uitbetaling van het in het besluit vermelde geldbedrag na een in het besluit vastgestelde datum zal plaatsvinden, indien het herstelplan op deze datum niet onherroepelijk is. Het college heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat de tegemoetkoming in de door appellant gestelde schade voldoende anderszins is verzekerd.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen