8 juni 2022
ABRS – Aard van het gebruik (AZC)
Appellant stelt nadeel te ondervinden als gevolg van de wijziging van een kazerne naar een AZC. Geconcludeerd is dat het nieuwe plan tot een geringe toename van overlast heeft geleid. Omdat ook sprake is van enige verbetering van het uitzicht en de zonlichttoetreding, is er volgens het advies per saldo echter geen sprake van een nadeliger situatie. Aan de conclusie dat de overlast slechts in geringe mate toeneemt is ten grondslag gelegd dat zowel in de oude als in de nieuwe situatie in ruime mate permanent mensen op het perceel aanwezig mogen zijn.
De Afdeling concludeert dat dat slechts sprake is van een geringe toename onvoldoende is onderbouwd. In de eerste plaats kan uit het advies niet worden afgeleid of en in welke mate het aantal toegestane personen op het perceel is toegenomen. Uit de toelichting van het nieuwe plan volgt dat op het perceel ongeveer 600 asielzoekers kunnen worden ondergebracht. Onduidelijk is of het aantal militairen dat permanent op het perceel aanwezig kon zijn daarmee vergelijkbaar is. Verder wijst appellant er terecht op dat in het advies niet is ingegaan op de wijziging van de aard van het op het perceel toegestane gebruik en in het bijzonder van de doelgroepen die op het perceel mogen verblijven. Weliswaar is bij de planvergelijking niet de feitelijke overlast van belang, maar dat doet er niet aan af dat de wijziging van het toegestane gebruik ertoe kan leiden dat een toename van overlast te verwachten is. Nu de aard van het gebruik in dit geval wezenlijk is gewijzigd, had deze omstandigheid in het advies betrokken moeten worden. Daarbij is van belang dat op grond van het nieuwe plan gezinnen met kinderen permanent ter plaatse mogen verblijven, terwijl op voorhand niet valt uit te sluiten dat dit voor appellant kan leiden tot meer overlast dan de overlast die op grond van het oude planologische regime maximaal kon worden ondervonden.