Gloudemans Uitspraak - algemeen
15 maart 2023

ABRS – Aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid – vergunningsvrij bouwen

Appellant was tot 23 augustus 2019 eigenaar van het perceel met woning. Tot 22 september 2018 was de woning in eigendom van de moeder van appellant. Appellant heeft een verzoek om tegemoetkoming in planschade ingediend. Volgens appellant is de waarde van het perceel gedaald, doordat de voormalige bedrijfswoning op het naastgelegen perceel als burgerwoning is bestemd en de bouw van vier extra woningen planologisch mogelijk is gemaakt. Voorheen hadden deze gronden een agrarische bestemming.

De door de gemeente ingeschakelde adviseur komt tot de conclusie dat de planologische voordelen van het nieuwe bestemmingsplan groot genoeg zijn om het planologisch nadeel geheel te compenseren, zodat er per saldo geen sprake is van een planologisch nadeel.

Appellant betoogt, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1603), over het Programma Aanpak Stikstof (PAS), dat nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing die het oude planologische regime op het naastgelegen perceel mogelijk maakte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet kon worden gerealiseerd. Volgens appellant kon de voor bedrijfsuitbreiding benodigde vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming niet worden verleend, omdat rondom het plangebied verschillende Natura 2000-gebieden liggen. De Afdeling overweegt dat terecht is geoordeeld dat de realisering van de maximaal planologische mogelijkheden niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid was uitgesloten. Het was destijds niet zeker dat de toegestane uitbreiding van de agrarische bedrijvigheid niet kon worden gerealiseerd. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat door gebruik van salderen of op grond van de zogenoemde ADC-toets een vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming kon worden verleend.

Appellant betoogt dat niet is onderkend dat op grond van het nieuwe planologische regime bij vijf woningen vergunningsvrije bouwwerken mogen worden opgericht, terwijl voorheen maar bij één woning vergunningsvrije bouwwerken mochten worden gebouwd. De Afdeling overweegt dat de oorzaken van planschade in artikel 6.1 van de Wro limitatief zijn opgesomd. In die bepaling is artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet genoemd. De mogelijkheid om vergunningsvrij te bouwen, is een gevolg van de destijds gemaakte keuze van de wetgever en kan niet aan het nieuwe bestemmingsplan worden toegerekend. Dit betekent dat de mogelijkheid om vergunningsvrij te bouwen niet bij de planologische vergelijking dient te worden betrokken.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen