Gloudemans Uitspraak - algemeen
21 september 2022

ABRS – Voorzienbaarheid

Appellanten hebben beiden in 1984 een kavel gekocht waarop zij een woning hebben laten bouwen. Appellanten zijn van mening dat hun woningen als gevolg van de inwerkingtreding van een uitwerkingsplan in waarde zijn gedaald en hebben het college om die reden verzocht om een tegemoetkoming in de schade die zij hebben geleden.

De door het college ingeschakelde deskundige heeft geadviseerd om de aanvragen af te wijzen, omdat de schade ten tijde van de aankoop van de percelen voorzienbaar was. De deskundige geeft aan dat uit het Streekplan uit 1982 blijkt dat een verdere uitbreiding in noordelijke richting niet is uitgesloten en is het plangebied aangeduid als woongebied ‘reservering’. Ten tijde van de aankoop was sprake van een concreet beleidsvoornemen op basis waarvan woningbouw mocht worden verwacht in de directe omgeving van de woningen van appellanten.

Appellanten stellen dat zij op basis van het Streekplan geen rekening hoefden te houden met woningbouw op de gronden ten noordwesten van hun woningen en bestrijden het standpunt dat aan de gronden de aanduiding ‘reservering’ is toegekend. Bij bestudering van de kaart blijkt dat aan de gronden ten noorden een oranje streep is ingetekend, wat duidt op toekenning van de aanduiding ‘Toekomstig 1982-1992’. Deze streep is alleen zichtbaar als de kaart wordt vergroot. De oranje streep is niet zichtbaar op de kaart die de deskundige heeft gebruikt omdat dat een kopie met een lage resolutie betreft.

De Afdeling stelt dat in het Streekplan is vermeld dat na 1992 in principe een verdere uitbreiding in noordelijke richting niet is uitgesloten. Dit voornemen is weergegeven op de kaart door de toekenning van de aanduiding ‘reservering’ aan de gronden. Naar oordeel van de Afdeling diende een redelijk denkend en handelend koper er op basis van het voorgaande rekening mee te houden dat de planologische situatie op de gronden ten noorden van de percelen in ongunstige zin zou kunnen wijzigen in de zin dat woningbouw mogelijk zou worden gemaakt. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat de meest ongunstige uitwerking van het beleidsvoornemen beslissend is voor het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre de betrokkene het risico van de schade heeft aanvaard. Dat niet de aanduiding ‘reservering’, maar ‘Toekomstig 1982-1992’ aan de gronden ten noorden zou zijn toegekend, strookt niet met datgene wat zichtbaar is op de kaart. Appellanten hebben wel aangetoond dat bij uitvergroting van de kaart ook een oranje streep zichtbaar wordt, maar de Afdeling is van oordeel dat omdat speciale technieken nodig zijn om die streep zichtbaar te maken, het ten tijde van de aankoop voor een redelijk denkend en handelend koper niet te zien was dat die streep er stond. Ook was er voor de koper in de tekst van het Streekplan geen aanwijzing te vinden die strookte met de uitleg van de kaart, terwijl in die tekst wel is vermeld dat na 1992 een verdere uitbreiding in noordelijke richting mogelijk is. Het voorgaande maakt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ontwikkeling zoals mogelijk is gemaakt met het nieuwe plan op grond van het Streekplan voorzienbaar was.

Bekijk uitspraak

Gloudemans voor het land van morgen