16 november 2022
ABRS – Hinder
In de onderhavige zaak komt de ingeschakelde adviseur ter uitvoering van de tussenuitspraak (ECLI:NL:RVS:2022:1610) tot de conclusie dat het nieuwe plan tot een duidelijke planologische verslechtering leidt omdat het nieuwe plan tot meer hinder in de vorm van (stem)geluid zal leiden. Daarbij wordt met name van belang geacht dat ter plekke gezinnen met kinderen kunnen verblijven en dat voor die kinderen meer specifieke voorzieningen zijn toegestaan. Alle aspecten in onderlinge samenhang bezien en rekening houdend met het te onderscheiden gewicht dat aan de aspecten toekomt, kwalificeert de adviseur de planologische wijziging per saldo tot een geringe planologische verslechtering. De adviseur stelt dat het geconstateerde nadeel kleiner is dan het bedrag dat op grond van het normaal maatschappelijk risico voor rekening van appellant behoort te blijven, waardoor de aanvraag moet worden afgewezen. Het college volgt het advies en wijst het verzoek om een tegemoetkoming af.
Appellant kan zich niet verenigen met het nieuwe besluit en is het niet eens met de conclusie dat er slechts sprake is van een geringe planologische verslechtering. Appellant stelt dat er veel sprake is van hinder van het gebruik van het AZC op de wijze waarop het nu plaatsvindt.
In het advies is door de adviseur een planvergelijking gemaakt. Voor wat betreft het aspect hinder komt de adviseur tot de conclusie dat er sprake is van een duidelijke planologische verslechtering, maar daar staat tegenover dat het plan wat betreft de aspecten uitzicht en schaduwhinder een beperkt voordeel met zich meebrengt. Per saldo is om die reden sprake van een geringe verslechtering. Voor het oordeel dat het planologisch nadeel daarmee is onderschat, ziet de Afdeling geen aanleiding. In het advies is op inzichtelijke wijze aangegeven welke feiten en omstandigheden aan deze conclusie ten grondslag zijn gelegd en de conclusie is niet onbegrijpelijk. De stelling van appellant dat hij in de praktijk veel hinder ondervindt van het AZC zoals dat wordt gebruikt, biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de conclusie in het advies. Daarbij is van belang dat niet is gespecificeerd waaruit de hinder bestaat en daarmee of deze ten onrechte niet in het advies is betrokken. Daarbij komt dat geen tegemoetkoming in de schade kan worden toegekend die het gevolg is van het mogelijk niet naleven van gebruikers van geldende wettelijke voorschriften of mogelijke uitwassen van hun gedrag.